CLEMMINCK
ENGEL
BERTA

Fragmenten


Drie dagen voor vaders laatste verjaardag, vijf of zeven kan ook, laat op een avond in de bloeimaand van een jaar waarin voor de tweede achtereenvolgende keer de nobelprijs voor de vrede niet zal worden toegekend, is het moeder die zegt dat vader van me houdt. Ze praat tegen mijn glimmende schoenen, niet bedoeld om op te lopen, die ze een laatste keer met alle aandacht poetst. De verbetenheid waarmee ze poetst klinkt door in haar stem, samen met nog iets anders.
‘Vader houdt van jou, Engeltje, vader houdt heel veel van jou. Jullie gaan samen een reis maken. Vader heeft er genoeg van om altijd maar alleen op reis te zijn.’
Moeder kijkt me niet aan als ze tegen me praat. Áls ze me aankijkt is het een vergissing, die ze als het Het gebeurde in het land van de kalebassen, waar de leugens op de bomen wassen. maar even kon onmiddellijk ongedaan zou maken. Ze richt zich altijd op de handelingen van het moment, schoenen poetsen, kousen optrekken, rok pluizen, jas dichtknopen. Zelfs als ze zich wijdt aan de hoed op mijn hoofd en de strik op de hoed slaagt ze erin mijn blik te ontwijken. Mijn hemelblauwe ogen schijn ik van haar te hebben, verder niets maar die ogen wel, die ogen waarin vader ooit moet zijn verdronken. Ze ziet me liever niet. Ze zou het liever allemaal anders zien, de dingen, en in haar woordenwereld lukt het haar om de dingen allemaal anders te laten zijn. Moeder woont in een wereld van woorden en het bevalt er haar beter dan in elke andere wereld. Onverstoorbaar noemt ze me Engeltje in plaats van Berta, hoeveel treffender die tweede naam ook zou zijn. Engelberta is haar al te plomp. Ze houdt me klein en vederlicht, mijn leven lang al. Als ik de verhalen moet geloven heb ik vanaf het eerste uur haar borst moeten ontberen. Ze heeft onder haar allereerste verplichtingen uit weten te komen en de eerste de beste koe of geit die vader wist te ritselen het werk laten opknappen. Als vader vroeger verkondigde dat ik ondanks het gemis en de ontberingen van die eerste dagen binnen de kortste keren begon te groeien als kool, was zij het die hem toefluisterde dat hij het niet moest overdrijven. Vader maakt me groter dan ik ben, moeder houdt me klein. Ze propt me in het poppenbedje in het poppenhuis in haar poppenwereld, welterusten kleine Engel, slaap zacht, droom zoet. Hemelse slagroomtaarten en oorden van overvloed, daar droom ik van, moeder, elke nacht opnieuw. Goddelijke slagroom rechtstreeks uit de barstende uier, zo op de goddelijke taart. Veel zoeter dan de mijne worden dromen niet gedroomd. Wat ik overdag tekortkom, haal ik ’s nachts met grote happen en teugen in. Dat ze me ooit heeft gebaard moet inmiddels onvoorstelbaar zijn voor haar. Dat ik? Uit haar? Uiterlijk kunnen moeder en kind niet meer van elkaar verschillen dan wij. Als vader ons niet bij elkaar hield zou ze de verwantschap ontkennen. Alleraardigst aankleden dan maar, het gedrocht dat dochter heet. Als je je ogen dichtknijpt en er ver genoeg van af gaat staan, kun je er een welgekleed kind in zien en met nog een beetje meer afstand zou je er van kunnen houden. Moeders liefde is het geld dat ze naar de kleermaker brengt die mijn garderobe bij elkaar naait, altijd alles op de groei, want zolang het uitstekend gaat met vaders handel eet de familie Kalebas er goed van. We eten en drinken er meer dan goed van, ik heb het hem een dag of wat geleden nog horen zeggen, vader tegen de buurman, die vroeg hoe het met de handel stond. Goed, buurman, we eten en groeien er nog altijd goed van. Het raam stond open en vaders lach rolde bulderend naar binnen, die lach waarmee hij met het grootste gemak hele gezelschappen voor zich wint.

 


De maan schuift van achter een wolkendek tevoorschijn, vader van achter een daglange zwijgzaamheid. De berg van zijn woede beklommen en afgedaald, daarna in stilte gedwaald over sombere vlaktes, vertelt hij weer als vanouds, hij praat alsof het zwijgen een vergissing is geweest die hij ongedaan kan maken. Vanaf de bok schildert hij het land dat in het westen steeds verder achter hem ligt, het Amerika van zijn bestemming. Behalve zijn wijngaard in Sonoma gaat hij er een automobiel kopen, een telefoon, een appartement met lift in San Francisco, als hij geld overhoudt een appartement met lift in New York. Op alles wat de vooruitgang te bieden heeft in het land waar alles groot en groots is neemt hij een optie. De grootsheid van het Amerikaanse denken en doen is een weerspiegeling van de weidsheid van het landschap en de belofte die het inhoudt, de inspiratie die het biedt. Ineens begreep de schilder hoe groot het doek was dat hij tot zijn beschikking had. Het reiken van de geest is het reiken van de sequoia’s. De vlaktes, Engel, zijn er even uitgestrekt als de hemelen. Jij, je zult je er thuisvoelen, wij zullen ons er thuisvoelen, met onze grote zielen. In het kleine landje waar we vandaan komen is alles ons een paar maten te klein, inclusief de moraal. Reis in gedachten alvast vooruit en leef je met al je zintuigen in, sper je neusgaten open, spits je oren. Ruik de olie die met een onvoorwaardelijk ja! onophoudelijk uit de grond wordt gepompt om de industrie te laten draaien, hoor de stoomfluit van de ambitie gillen over de prairies. Treinen denderen er voort over het staal dat het land van Atlantische tot Stille Oceaan ontsluit, doorsnijden het groen van valleien, spoelen het stof van woestijnen van zich af in malse regenbuien. Dwarsligger voor dwarsligger en rail voor rail, meter voor meter zou het continent worden veroverd op de weerbarstigheid. Doorzettingsvermogen, Engel, van de zuiverste soort. Oplossingsgerichtheid, innovatie, technisch vernuft. Denk aan al de bruggen die gebouwd moesten worden om de ene kant van het continent met de andere te verbinden, de ene een nog grotere uitdaging voor de ingenieursgeest dan de andere. Tunnels. Stel je de hoeveelheden springstof voor die nodig is geweest om zich een weg te banen door de hardste rotsen en gebergten, met vaak niet meer dan een voetlengte voortgang per dag. Wat er in het westen aan materieel en materiaal nodig was werd vanuit de industrie in het oosten niet over land maar over zee aangevoerd, zeilschepen in dienst van die geweldige logistieke operatie rondden de kaap van Zuid-Amerika en legden in de 200 dagen die het ze kostte de bijna 30 0000 kilometer af om hun vracht te lossen. Alle radertjes draaiden om die treinen te laten denderen, de radertjes van het geld, die van de politiek, de ondernemingszin. De arbeidsjaren die het heeft gekost, de manuren die erin zitten. Stel je de zon voor die genadeloos op de hoofden van al die arbeiders heeft gebrand, die hun nekken heeft gebruind en hun koppen onomkeerbaar verweerd, de sneeuw en de vorst die ze te verduren hebben gehad, de bevroren vingers, de verloren vingers, de armen en de benen die zijn verpletterd en verbrijzeld, de schedels. Mensenlevens heeft het gekost, mannen zijn voor de zaak gestorven, vrouwen verweduwd, kinderen ontvaderd. Doen wat moet om te komen waar je wilt, Engel, een continent ontginnen van kust tot Once upon a time in Calabashia, where the trees grow heavy with the fruits of imagination. kust, een land bewerken om ervan te kunnen oogsten, druivenranken planten om wijn te kunnen maken, heerlijke, troostrijke, diep weldadige wijn. Ook al wordt elke meevaller verrekend met twee tegenvallers en staat er tegenover elke prestatie van formaat een catastrofe van jewelste, je doet wat nodig is om die horizon dichterbij te brengen.