Plaatsbepaling
Zeg ik:
de zon komt in het oosten op. Nog steeds
bewijst de dag hardop
de achterstand
in taal
zeg jij. Vervolgens gaat de dag voorbij.
Copernicus hij ligt
erbij voor dood.
Ik kijk:
de zon gaat in het westen onder. Nog
steeds heb jij gelijk, ik —
Ptolemeus
dus.
Je zwijgt.