Roert plots een plof de oppervlakte
Hij is er vroeg voor opgestaan.
Hij is voor dag en dauw vertrokken.
Zijn [stilte] is een kousensokken [......].
Rond deze tijd heet zon nog maan.
Zijn uitrusting is afgewogen.
Een gram is gauw een gram te veel.
Zijn expertise houdt hem heel.
Op expertise kan hij bogen.
De hele dag — je ziet hem niet.
’t Is engten diep tot waar hij zakte.
Roert plots een plof de oppervlakte?
Hij heeft een zwak voor dynamiet.
De zon begint tot slot te dalen.
Asgrauw komt boven Bovenjan.
Het schitterende in zijn hand
vangt koud de laatste gouden stralen.