Waar ooit de kachel loeiend brandde
Zijn woorden zijn hem alles waard.
Alleen zijn woorden zijn hem heilig.
Hij maakt het dichterschap onveilig.
(Hij is wel eens voor gek verklaard.)
Het heet idee en stormt te binnen.
Als hij nou alles eens verkoopt!
Zijn mouwen zijn al opgestroopt.
Hij laat de leegverkoop beginnen.
Het resultaat is grandioos.
Hem rest ten slotte nul bezitting.
De peer verkocht hij met de fitting.
De wereld is nu bodemloos.
Hij telt zijn winst uit. Ongestoord
warmt hij zijn jonggestorven handen.
Waar ooit de kachel loeiend brandde
koolt nog alleen het gloeiend woord.