CLEMMINCK

Ontbrand ik zingend, brandweerman

Er valt een muze uit het niks.
Preciezer nog: zij laat zich vallen.
Zij is er één uit priemgetallen.
Koud in gedachtenis de Styx

verwarmt zij fel de geestomgeving.
Hoewel geen onweer zuivert zij.
Zij zuivert met de dampkring mij.
Haar inval is de geest een beving.

Zij laat de dampkring boven zich.
De kou van eerder is nu hitte.
Wat dat was is intussen ditte.
Uit haar gezicht vlamt koortsig licht.

Als gast is zij een graag geziene.
Hoewel de liefde langer kan
ontbrand ik zingend, brandweerman.
Ik ben haar trouwe trampoline.