De kok z’n keuken god z’n kerk
De kok doet wat hij doet met verve.
Allure is zijn handelsmerk.
De kok z’n keuken god z’n kerk.
De kok hij zou nog liever sterven
dan nooit meer in zijn keuken staan.
De kok hij zou niks liever willen
dan achter zijn fornuis verstillen
en wit bemutst ten hemel gaan
en anders wel bevlekt ter helle.
Hij is zich van de dood bewust.
Hij brengt een toast uit op de lust.
De dood kan hem nog meer vertellen.
Hij kauwt hij proeft hij proeft hij kauwt.
Zijn smaakpapillen trillen even.
Zijn werk zal hem wel overleven.
Niks conserveert als attisch zout.